In dit deel worden de verdere lotgevallen verhaald van de
hoofdpersonen uit De admiraal van de sultan (KM 35): Katombo, alias Noerwan Pasja, alias
graaf Wilhelm von Hohenegg, de zigeunerin Lilga, Arthur von Falkenau en
stuurman Boudewijn Schubert. Midden op de Indische Oceaan wordt op dramatische
wijze een roeiboot ontdekt: aan boord bevinden zich twee ontsnapte gevangenen
die in het bezit zijn van een hoeveelheid parels en van een mysterieus dagboek.
Dit dagboek verhaalt de belevenissen van een Duits edelman, von Gollwitz, en
bevat aanwijzingen betreffende de bergplaats van een onmetelijke schat, die
eens toebehoorde aan de maharadja van Audh. De tragische gebeurtenissen die tot
de ondergang van de maharadja en tot de dood van diens zuster en haar
beschermer Gollwitz hebben geleid, vormen een van de merkwaardigste episodes
die men bij Karl May kan aantreffen: in felle kleuren en met treffende details
schildert de auteur de strijd tussen de inheemse vorsten en de Engelse
veroveraars, en het verraad en de wreedheid die in het 19e-eeuwse India zo
veelvuldig voorkwamen. De jacht op de schat wordt
van twee zijden geopend: enerzijds Boudewijn Schubert en de familie Gollwitz,
die zich als rechtmatige eigenaar beschouwt; anderzijds de beruchte boef Natter
die zich met de ‘dolle graaf’ Hohenegg heeft verbonden. Maar beide partijen,
hoewel misschien aan elkaar gewaagd, zijn niet opgewassen tegen de oerkrachten
van de natuur. Een vulkanische uitbarsting verwoest het eiland, nadat slechts
een klein deel van de schat geborgen is; maar ook dit kleine deel is al vele
miljoenen waard. Terug in Europa worden de gebeurtenissen op
gelukkige wijze afgesloten, al heerst er droefheid in het hart van ‘Katombo’ om
de tragische dood van zijn vroegere geliefde Lilga.
Description:
In dit deel worden de verdere lotgevallen verhaald van de hoofdpersonen uit De admiraal van de sultan (KM 35): Katombo, alias Noerwan Pasja, alias graaf Wilhelm von Hohenegg, de zigeunerin Lilga, Arthur von Falkenau en stuurman Boudewijn Schubert. Midden op de Indische Oceaan wordt op dramatische wijze een roeiboot ontdekt: aan boord bevinden zich twee ontsnapte gevangenen die in het bezit zijn van een hoeveelheid parels en van een mysterieus dagboek. Dit dagboek verhaalt de belevenissen van een Duits edelman, von Gollwitz, en bevat aanwijzingen betreffende de bergplaats van een onmetelijke schat, die eens toebehoorde aan de maharadja van Audh. De tragische gebeurtenissen die tot de ondergang van de maharadja en tot de dood van diens zuster en haar beschermer Gollwitz hebben geleid, vormen een van de merkwaardigste episodes die men bij Karl May kan aantreffen: in felle kleuren en met treffende details schildert de auteur de strijd tussen de inheemse vorsten en de Engelse veroveraars, en het verraad en de wreedheid die in het 19e-eeuwse India zo veelvuldig voorkwamen.
De jacht op de schat wordt van twee zijden geopend: enerzijds Boudewijn Schubert en de familie Gollwitz, die zich als rechtmatige eigenaar beschouwt; anderzijds de beruchte boef Natter die zich met de ‘dolle graaf’ Hohenegg heeft verbonden. Maar beide partijen, hoewel misschien aan elkaar gewaagd, zijn niet opgewassen tegen de oerkrachten van de natuur. Een vulkanische uitbarsting verwoest het eiland, nadat slechts een klein deel van de schat geborgen is; maar ook dit kleine deel is al vele miljoenen waard.
Terug in Europa worden de gebeurtenissen op gelukkige wijze afgesloten, al heerst er droefheid in het hart van ‘Katombo’ om de tragische dood van zijn vroegere geliefde Lilga.