In zijn nieuwste dierenroman stelt Toon Tellegen de kikker centraal, een rol die de kikker maar wat graag op zich neemt. Hij kwaakt dat het een lieve lust is, en dat doet hij het liefst voor een groot publiek. Maar waar is dat publiek, waar zijn de anderen, vinden zij het gekwaak dan niet prachtig? Hij doet toch zijn best, en wat is er mooier dan zijn gekwaak? Het kwaken is zijn lot, als hij niet kwaakt dan denkt hij aan kwaken, en als hij slaapt dan droomt hij ervan. Het mag de anderen wel eens storen, maar dat ligt niet aan hem. Nee, een gelukkiger lot dan dat van de kikker tref je niet snel! Deze nieuwe dierenroman van Tellegen (1941) bevat 55 kleine hoofdstukken, met veel dialogen en overpeinzingen van de kikker uit de titel. De kikker is geobsedeerd door de kunst van het kwaken. Soms benauwt het solitaire kwaken hem; hij wil er les in geven, er lezingen over houden, navolgers krijgen. Ja, hij wil zelfs dat het kwaken hem overleeft. Het kwaken gaat met hem op de loop. Hij zoekt een publiek om zijn in alle toonaarden gevatte gekwaak – van weemoedig tot vrolijk – ten gehore te brengen. Dat publiek (van andere dieren) is daar niet altijd van gediend, maar is te wellevend om de kikker ruw het zwijgen op te leggen. Enige zelfingenomenheid heeft de kikker wel, maar hij blijft er sympathiek bij. Menselijke trekken zijn de kikker dus allerminst vreemd. Deze kleine dierenroman is innemend. Met minimale middelen en met welbewuste naïviteit wordt het gedrag van de kikker en zijn obsessie beschreven, maar dit biedt tegelijk enig inzicht in menselijk handelen. 'Als je kwaakt, verveel je je nooit' en zo is het.
Description:
In zijn nieuwste dierenroman stelt Toon Tellegen de kikker centraal, een rol die de kikker maar wat graag op zich neemt. Hij kwaakt dat het een lieve lust is, en dat doet hij het liefst voor een groot publiek. Maar waar is dat publiek, waar zijn de anderen, vinden zij het gekwaak dan niet prachtig? Hij doet toch zijn best, en wat is er mooier dan zijn gekwaak? Het kwaken is zijn lot, als hij niet kwaakt dan denkt hij aan kwaken, en als hij slaapt dan droomt hij ervan. Het mag de anderen wel eens storen, maar dat ligt niet aan hem. Nee, een gelukkiger lot dan dat van de kikker tref je niet snel! Deze nieuwe dierenroman van Tellegen (1941) bevat 55 kleine hoofdstukken, met veel dialogen en overpeinzingen van de kikker uit de titel. De kikker is geobsedeerd door de kunst van het kwaken. Soms benauwt het solitaire kwaken hem; hij wil er les in geven, er lezingen over houden, navolgers krijgen. Ja, hij wil zelfs dat het kwaken hem overleeft. Het kwaken gaat met hem op de loop. Hij zoekt een publiek om zijn in alle toonaarden gevatte gekwaak – van weemoedig tot vrolijk – ten gehore te brengen. Dat publiek (van andere dieren) is daar niet altijd van gediend, maar is te wellevend om de kikker ruw het zwijgen op te leggen. Enige zelfingenomenheid heeft de kikker wel, maar hij blijft er sympathiek bij. Menselijke trekken zijn de kikker dus allerminst vreemd. Deze kleine dierenroman is innemend. Met minimale middelen en met welbewuste naïviteit wordt het gedrag van de kikker en zijn obsessie beschreven, maar dit biedt tegelijk enig inzicht in menselijk handelen. 'Als je kwaakt, verveel je je nooit' en zo is het.