In deze verhalenbundel is de hoofdrol grotendeels toebedeeld aan de kleinere figuren, die in het midden-Engelse industriegebied, waar de auteur zelf geboren is, een beetje ‘en marge’ leven: jeugdige delinquenten, een oude zonderling, een onderwijzer met een eigen, wonderlijk gedachtenleven, mensen die in voortdurend conflict zijn met de maatschappij en de anderen.

De hoofdpersoon uit het titelverhaal, een jeugdige delinquent die in een ‘Borstal’-tuchtschool zijn straf uitzit, wordt daar tot lange-afstandsloper opgeleid, en iedere morgen draaft hij in zijn koninklijke eenzaamheid over de velden. Maar hij rekent af met de maatschappij, met de ‘binnen-de-wet-levende’ burgers, door opzettelijk de wedstrijd niet te winnen.