Hij hield een hand voor zijn gezicht en telde zijn vingers.
Ze waren er allemaal, maar hij leek er niet tevreden mee. Met zijn andere hand
pakte hij zijn wijsvinger. ‘Gisteren is een dood meisje beroofd door een vent die
iets droeg wat op een uniformbroek leek. Dat is één.’ Hij pakte de
middelvinger. ‘Gisteren is een man neergeschoten in Rivierpark. De man kreeg er
een in zijn maag. Dat is twee.’ De ringvinger. ‘Vanavond vonden wij bij de
Heurt een vent. Dood. Nummer drie.’ Hij trok aan zijn pink. ‘De dode vent werd
over de reling gesmeten door een homp vlees van anderhalve kubieke meter. Onze
mensen schoten hem neer. Dat is vier.’ Hij keek naar zijn vingers of hij iets
vergat. ‘Je duim,’ zei ik.
Description:
Hij hield een hand voor zijn gezicht en telde zijn vingers. Ze waren er allemaal, maar hij leek er niet tevreden mee. Met zijn andere hand pakte hij zijn wijsvinger. ‘Gisteren is een dood meisje beroofd door een vent die iets droeg wat op een uniformbroek leek. Dat is één.’ Hij pakte de middelvinger. ‘Gisteren is een man neergeschoten in Rivierpark. De man kreeg er een in zijn maag. Dat is twee.’ De ringvinger. ‘Vanavond vonden wij bij de Heurt een vent. Dood. Nummer drie.’ Hij trok aan zijn pink. ‘De dode vent werd over de reling gesmeten door een homp vlees van anderhalve kubieke meter. Onze mensen schoten hem neer. Dat is vier.’ Hij keek naar zijn vingers of hij iets vergat. ‘Je duim,’ zei ik.