Bert wil graag een hondje hebben. Als hij van zieke Liesje hoort, dat er bij Brandsma jongen zijn, gaat hij er heen, maar dan blijken het poesjes te zijn. Teleurgesteld. Boos op ’t poesje van zieke Liesje. Op een keer jaagt hij het in een boom, waaruit het in ’t water valt en verdrinkt. Hij verzwijgt het. Eindelijk krijgt Bert z’n hondje, maar hij zakt ermee door ’t ijs. Dan krijgt hij oog voor het verdriet, dat hij Liesje aangedaan heeft, en ’t boze, dat hij heeft gedaan. Hij geeft z’n hondje aan Liesje.
Oorspronkelijk uitgegeven door W.D. Meinema N.V., Delft. Geïllustreerd door M. Bosch van Drakestein. Druk 1, 1941; 2, 1948.
Description:
Bert wil graag een hondje hebben. Als hij van zieke Liesje hoort, dat er bij Brandsma jongen zijn, gaat hij er heen, maar dan blijken het poesjes te zijn. Teleurgesteld. Boos op ’t poesje van zieke Liesje. Op een keer jaagt hij het in een boom, waaruit het in ’t water valt en verdrinkt. Hij verzwijgt het. Eindelijk krijgt Bert z’n hondje, maar hij zakt ermee door ’t ijs. Dan krijgt hij oog voor het verdriet, dat hij Liesje aangedaan heeft, en ’t boze, dat hij heeft gedaan. Hij geeft z’n hondje aan Liesje.Oorspronkelijk uitgegeven door W.D. Meinema N.V., Delft. Geïllustreerd door M. Bosch van Drakestein. Druk 1, 1941; 2, 1948.