Bertram Wooster heeft moeilijkheden. Moeilijkheden met zijn buren, moeilijkheden met zichzelf en... moeilijkheden met Jeeves, zijn goede oude trouwe butler, die hem tot nu nog nooit in de steek heeft gelaten. Weliswaar heeft Jeeves een goede reden voor zijn trouweloosheid, want welke butler zou zijn meester volgen naar een piepklein huisje in een piepklein dorpje wanneer hij wist dat die meester elk uur van de dag zou benutten om op zijn banjolele te oefenen? Jeeves niet, en daarom neemt hij op gepaste wijze afscheid van de heer Wooster en vertrekt naar elders. Maar als u denkt, dat Jeeves’ rol in dit boek hiermee uitgespeeld is, hebt u het grondig mis. Wij ontmoeten hem weer op het jacht van de schatrijke Amerikaan J. Washburn Stoker, die zich nu van Jeeves’ onschatbare diensten verzekerd heeft. Bertie ontmoet hem daar ook. Als gevangene van de heer Washburn Stoker, die het onaangename vermoeden koestert dat Bertie onwelkome avances maakt in de richting van zijn dochter Pauline. Dat deze plompe Amerikaan de brutaliteit heeft gehad een telg uit een oud Engels geslacht op deze wel zeer onhoffelijke wijze te behandelen, is iets dat ook Jeeves maar moeilijk kan verkroppen. Hij besluit, ondanks de banjolele, zijn vroegere werkgever te helpen ontsnappen en bedenkt daartoe een list. Tot zijn leedwezen en dat van zijn slachtoffer is het voor het slagen hiervan noodzakelijk dat de heer Wooster met schoensmeer ingesmeerd wordt, maar als het plan inderdaad slaagt en Bertie veilig aan land is gesmokkeld, worden deze ongemakken snel vergeten. Het is ook Jeeves die de rest van Bertie’s problemen (want natuurlijk is het in dit Wodehouse-verhaal niet bij één moeilijkheid gebleven) door snel en doortastend optreden tot een oplossing brengt. Al met al heeft Bertram Wooster aan het eind van het verhaal redenen genoeg om tegen zijn edele butler uit de grond van zijn hart te zeggen: ‘Bedankt, Jeeves!’
Description:
Bertram Wooster heeft moeilijkheden. Moeilijkheden met zijn buren, moeilijkheden met zichzelf en... moeilijkheden met Jeeves, zijn goede oude trouwe butler, die hem tot nu nog nooit in de steek heeft gelaten. Weliswaar heeft Jeeves een goede reden voor zijn trouweloosheid, want welke butler zou zijn meester volgen naar een piepklein huisje in een piepklein dorpje wanneer hij wist dat die meester elk uur van de dag zou benutten om op zijn banjolele te oefenen? Jeeves niet, en daarom neemt hij op gepaste wijze afscheid van de heer Wooster en vertrekt naar elders. Maar als u denkt, dat Jeeves’ rol in dit boek hiermee uitgespeeld is, hebt u het grondig mis. Wij ontmoeten hem weer op het jacht van de schatrijke Amerikaan J. Washburn Stoker, die zich nu van Jeeves’ onschatbare diensten verzekerd heeft. Bertie ontmoet hem daar ook. Als gevangene van de heer Washburn Stoker, die het onaangename vermoeden koestert dat Bertie onwelkome avances maakt in de richting van zijn dochter Pauline.
Dat deze plompe Amerikaan de brutaliteit heeft gehad een telg uit een oud Engels geslacht op deze wel zeer onhoffelijke wijze te behandelen, is iets dat ook Jeeves maar moeilijk kan verkroppen. Hij besluit, ondanks de banjolele, zijn vroegere werkgever te helpen ontsnappen en bedenkt daartoe een list. Tot zijn leedwezen en dat van zijn slachtoffer is het voor het slagen hiervan noodzakelijk dat de heer Wooster met schoensmeer ingesmeerd wordt, maar als het plan inderdaad slaagt en Bertie veilig aan land is gesmokkeld, worden deze ongemakken snel vergeten.
Het is ook Jeeves die de rest van Bertie’s problemen (want natuurlijk is het in dit Wodehouse-verhaal niet bij één moeilijkheid gebleven) door snel en doortastend optreden tot een oplossing brengt.
Al met al heeft Bertram Wooster aan het eind van het verhaal redenen genoeg om tegen zijn edele butler uit de grond van zijn hart te zeggen: ‘Bedankt, Jeeves!’